Ik schreef een boek
Ineens had ik inspiratie, een idee, een droom. Ik begon met het maken van het geraamte. Een briljant doolhof, wiskundig bijna. Van een perfecte schoonheid. Met een hoofdplot, subplots, doodlopende wegen, dwaalsporen en diepe lagen.
Daarna begon ik het te bevolken met personages. Mooi uitgewerkte karakters, hun tekortkomingen en mooie eigenschappen goed gedoseerd aan de lezer aangeboden. Met lelijke mannenkoppen en mooie lieve vrouwen, zoals ik ze om mezelf heen had verzameld. En een beetje gepaste, maar toch spannende seks.
Daarna de gesprekken, briljante zinnen, nog meer interacties. En mooie aankledingen, beschrijvingen van kathedralen en weet ik veel wat. Mijn belezenheid en levenservaring lag er voor iedereen duidelijk in weggeschreven. De spanningsboog mooi opgebouwd, de climax op het juiste moment en daarna de lezer zacht laten landen. Maar wel met stof tot nadenken, dat het hem nog dagen bezighield.
Het werd een briljant boek, een dik boek, zoiets was er nog niet. Het was mooi geschreven, zonder fouten. Geen losse eindjes, daar houd ik niet van. Het was als mooie programma-code, zoals ik het vroeger bij VOLMAC leerde. Ik zag schoonheid in de perfectie. Het zou in vele talen vertaald worden, zoals Cobol en Fortran. Mensen zouden voor de winkels overnachten. Boetes voor wie te vroeg verkocht, het was mij een raadsel waar dat voor nodig was. Men zou mij als president willen.
Ik ging ermee naar een uitgever. Die vond het niks, want het was niet vernieuwend, voorspelbaar zelfs. Maar ik mocht wel teksten komen corrigeren.
Gelukkig schrok ik wakker.
De labyrintische bibliotheek in "The name of the Rose" van Umberto Eco. Ik vond het hier toepasselijk.